donderdag 31 december 2009

Gelukkig nieuwjaar! ~~ Happy new year!






Alvast een gelukkig nieuwjaar gewenst!

~~

Happy new year!!

Bodegraven 1672





Het dorpje Bodegraven (een 'ambacht') werd als frontplaats zwaar getroffen door de oorlog in 1672. Er is een boekje van gemaakt, en hoewel ik plaatselijke geschiedsschrijving een zeer warm hart toedraag, een 10 voor de inzet maar een 5 voor uitvoering. De twee kaartjes zijn wel interessant, (niet letten op de polders in de Zuiderzee), de rechter geeft de route van Luxembourg's mislukte inval in Holland.

~~

The village of Bodegraven suffered a lot, being in the frontline in 1672, and Luxembourg's schorched earth politics didn't help a lot either. The book is to be lauded as I like local history but it could be a lot, a lot better written. Of interest the maps (with the 20th century polders in it!) but the right one gives the route of Luxembourg's failed attacked in the winter of 1672/1673.





woensdag 30 december 2009

Groninger schutterij ~ Militia from Groningen





Op het schilderij van Wouwermans van het beleg van Coevorden is dit vaandel te vinden. Mede weblogger Mats wees mij op het boek 'Zegel, wapen en vlag van de stad Groningen', van Dr A.T. Schuitema Meijer en W.K. van der Veen, hét standaardwerk over vlaggen van de stad.

Over de periode 1650-1750 is eigenlijk weinig bekend. De kronieken melden dat de schutterij het wapen van de Stad bij de 'stok' had, en dat afbeeldingen e.d. er op zijn geschilderd.





Dit is een ontwerp uit 1748, maar weer naar een voorbeeld van 1722

Met Mats denk ik dat het vaandel op het schilderij van Wouwermans dat van de schutterij is, de kleur is onduidelijk, het kan wit of geel zijn en ik zie ook nog onderaan een baan. Wordt vervolgd.

~~

The first pic comes from the painting by Wouwermans of the siege of Coevorden in 1672, and shows a yellow or white banner with the weapon of the Town of Groningen on it.

The book on Groninger heraldry is 'Zegel, wapen en vlag van de stad Groningen', van Dr A.T. Schuitema Meijer en W.K. van der Veen, (Seal, weapon and flag of the town of Groningen) and the second pic shows a design of a colour of the city militia of 1748, after an example of the year 1722.

Mats thinks, and I agree with him, that the banner on the painting is one of the militia as well, the Groninger Museum is re-cataloging it's inventory, so it might be possible that new info shows up.

dinsdag 29 december 2009

Regiment Adriaan Godard van Reede



Ik had al eerder vermeld dat in het boek Rampjaar 1672 van Luc Panhuysen, informatie over het regiment van Godard Adriaan van Reede te vinden was. Het lukte Adriaan inderdaad een regiment op de been te brengen, dat later na zware aanloopproblemen (muiterij, vermiste voorschotten e.d.) bij Seneffe vocht. Meer info is hier te vinden. Hoewel het regiment op naam van van Reede stond, was hij natuurlijk niet de 'echte' kolonel, maar hij had als financier natuurlijk een aardige vinger in de pap.

Hier wat leuke vondsten:

p. 286: de Republiek besluit in 1672 10 nieuwe regimenten te werven
p. 287: Van Reede krijgt opdracht als ambassadeur zich op de soldatenmarkt te begeven om regimenten te werven voor de Republiek. Er moeten liefst 6 regimenten a 15.000 man geworven worden.
p. 318: van Reede geeft opdracht tot het opstellen van 4 regimenten, waarvan 2000 man uit Bayreuth, dit wordt echter opgezegd.
p. 321: van Reede begroot zijn kosten op 42.500 gulden
p. 322: van Reede schrijft aan zijn zoon Godard, de latere graaf van Athlone dat 'hij wilde dat de soldaat van het van Reede Regiment in het rood liep, met blauwe omslagen en manchetten.
p. 326: nadat de Fransen het voorvaderlijk kasteel hadden afgebrand, wilde vader van Reede als vaandel een afbeelding van een afgebrand huis. Zoon Godard weet dit te vermijden en het vaandel wordt als volgt omschreven:(onbekende achtergrond), oranje vlammen in de hoeken en in het midden als motto 'non in ulti finus', in deze omstandigheden is niet het einde. De referentie in het NA is, 1.01.05, inv 8564, 1-2-1673.
p. 373 wederom een referentie aan de uniformen in de tekst: rood livrei, blauwe omslagen, tinnen knopen.



~~



In Luc Panhuysen's book on the year 1672, I found some rather amusing info on the regiment that had for a while Godard Adriaan van Reede's name. On the pages above, it is described that in 1672 the Republic ordered the establishment of 10 new regiments of foot, and van Reede, at that time ambassador in Brandenburg, starts his first steps on the soldiers market. Unfortunatly a lot of things go wrong: captains run off with their money and the quality of the troops is terrible, and some of them even started a mutiny. Those troops that arrived in the Republic were used for other regiments.

In his correspondence with his son Godard, Adriaan several times describes their uniforms: red coats with blue cuffs and sleeves.

The colour is decribed as well: after the burning of the family castle by the evil French, Adriaan wanted a banner with a picture of a burning castle and a rather revengeful motto. Godard talked his father out of this and the banner is described as 'orange flames in the corner', and as a motto 'non in ulti finus'.

The regiment later fought at Seneffe and a list of commanders can be found here.

Vaandel Regiment Degenfeld





Het vaandel van een compagnie van regiment Degenfeld, wat tegen de Zweden vocht in 1676. Het vaandel is door de Zweden veroverd in de slag bij Lund. Dit is dezelfde Degenfeld, stammend uit een familie van diplomaten en militairen, die in 1672 een regiment in de Republiek had, welk regiment later werd samengevoegd met Regiment Jorman.

Interessant ook de gelijkenis met dit vaandel, wat nog niet geidentificerd is. Het lijkt op een typisch Deens vaandel, dus de kans bestaat dat het vaandel Degenfeld een nieuw vaaandel voor het Deense leger is.





Info: dutchregiments, Dan Schorr's reconstructie, en de volgende bladzijden van archive.org:










~~

Above, the banner of regiment Degenfeld, as it is kept in the collection of the Swedish Army Museum. Hannibal von Degenfeld, coming from a familiy of soldiers and diplomats, served in 1672 in the Republic with it's own regiment, which was later merged with Regiment Jorman. The colour was captured by the Swedes in 1676 at Lund.

Note the resemblance with another Danish colour, which makes it probable that the Degenfeld is a typical Danish one, and not a left-over from his Republic years. Too bad..



zondag 27 december 2009

Royal Charles




Dit is de spiegel van de Royal Charles die in 1666 op de Engelsen werd veroverd. Er is een anecdote dat dit stuk bij het bezoek van de Britse koningin verborgen werd gehouden om haar niet te beledigen.

Op de achtergrond zijn Engelse vaandels te zien. Het vaandelbezit is in Nederland verspreid over het Legermuseum, het Rijksmuseum en de provinciale musea. Dit komt de studie en de kennis niet ten goede. Uitermate genant was dan ook het mailtje van een museum in het Noorden met de mededeling dat men daar niet wist dat het door mij aangewezen vaandel een legervaandel was.

~~

Above, part of the decorations on the ship Royal Charles, captured in 1666. There's an anecdote stating that when Queen Elizabeth visited the Rijksmuseum this piece was hidden, as not to embaress the visitors.

In the background several English colours, kept at the Rijskmuseum. Unfortunatly, banners and colours are kept in several musea like the Rijksmuseum and the Dutch Army Museum, and the several Provincial Musea.

donderdag 24 december 2009

Kranten en tijdschriften ~ Newspapers and periodicals






Via deze website en toen deze website kwam ik op het ENT, de Encyclopedie voor Nederlandstalige Tijdschriften voor 1815. Als ik de lijst zo es bekijk zit daar voor de toekomst zwaar muziek in qua archiefonderzoek!

~~

The pic above is in the ENT website, the Encyclopedia of Dutch newspapers and magazines before 1815. The links for the Europese Mercurius are already there, and they are even working on English, German and French mags and papers. You can even help them out if you want to!

Capiteyn Mum




Nog even terug op deze post. Jos Leenes is zo vriendelijk geweest de tekst speciaal na te kijken in de bibliotheek (hulde!) en zond mij de licht gewijzigde tekst. De naam van de kapitein blijft Mum, maar de beloning bleek zelfs 30 ducatons te zijn.


Uit de Oprechte Haarlemmer Courant:


Werdt hier mede al de Militaire hooge en lage Officieren bekent

gemaeckt, dat een seeker Karel (by Capiteyn Mum den 13. Ianuary

in Haerlem dienst hebbende genomen, seggende Ruyter gheweest te

sijn, en van Eswyler, in 't Landt van Gulick, genaemt, na sijn seggen:

Jan Adams, langh geset van Persoon met langh swart Hair, hebbende

een grauwwe Rock aen met roode Opslagen, die al half sleet is, een

geele brede Buffels Draegbant, een roode Hemtrock, die voor aen

de Mouwen al begint te breecken, groove witte gebreyde Koussen )

met een groote divery is gepleegt te hebben is deurgegaen: die den

selven vint, laete hem apprehenderen, ende aen den voorsz. Capiteyn

bekent maecken tot Haerlem, ende sal den Aenbrenger 30 Ducatons

hebben; soo deselve dienst genomen heeft, belooft de voornoemde

Capiteyn twee vaste Karels in de plaets te geven.




Prettige feestdagen allemaal!

~~

Mr Jos Leenes (one of the people who researched the newspapers from Haarlem) was kind eough to check the text on the thief of Captain Mum. Some small edits in the text, but noteworthy was the raise of the reward to 20 ducatons!

Again, many thanks to mr Leenes and Merry Christmas to all of you!

woensdag 23 december 2009

Kruipin




Romeyn de Hooghe's versie van het gevecht bij Kruipin, de eerste poging om Naarden te bevrijden. Het is een deelplaatje, misschien weet iemand waar de volledige plaat te bekijken is. In de achtergrond de stad Woerden.

~~

Romeyn de Hooghe's version of the battle at Kruipin, the first and failed attempt to recapture Naarden. If anyone has an idea where the full plate can be found, do let me know.

dinsdag 22 december 2009

Op het nachtkastje ~ Bedtime reading






Nederland leverde en - levert nog steeds- de beste schilders ter wereld. Bij een van de vele boekhandels om de hoek een fraai boek voor een prikkie over Gerard ter Borch waardoor ik er achter kwam dat ik bij Godard van Reede niet zijn vader maar zijn opa had geplaatst.



Panhuysen kennen we natuurlijk van zijn 1672 boek, maar daarvoor schreef hij onder meer over de periode 1650-1672, de 'Ware vrijheid', geïllustreerd aan het leven en dood van de gebroeders de Witt. Narrative history op zijn best.

~~

The dutch still are the best painters in the world, and to my amazement I found a book on Ter Borch rather cheap at one of the many local bookstores. Thanks to this book I found out that the pic I placed earlier with an article on Godard van Reede, actually belonged to his granddad! Another wiki fail.

The second book is of 1672 writer Luc Panhuysen on the period 1650-1672, illustrated by the lives and deaths of the brethren de Witt. Narrative history at his best.

Waterlinie - de Bordes en Sypesteyn




Uit het boekje 'Vestinglinies onder water' een scan (kopen dat boekske dus!) van twee van de pagina's, met kaartjes die zijn overgenomen uit het boek van de Bordes en Sypestyn, wat weer op google books is te vinden, met uitzondering van de tekeningen. Plaatje links is de volledige waterlinie in 1672 en rechts een kleinere kaart met daarop de commandanten, van boven naar beneden: Johan Maurits, Prins Willem III, van Hoorn, de Louvignies en Wirtz.

~~

From the booklet 'Vestinglinies onder water', a scan of two pages showing maps that were taken from the book by de Bordes and Sypesteyn that deals with the defense of the Republic in 1672 and 1673. The left map shows the water defense line almost 'in full' from Amsterdam to Gorinchem and the right one, a map with the commanders of the differente sectors, from north to south: Johan Maurits (John Maurice), Prince William III, van Hoorn, de Louvignies and Wirtz. If the scan shows up well on your PC you can also see the number of troops they were commanding.

zondag 20 december 2009

Amsterdamsche Courant


Na het ontdekken van de Oprechte Haarlemsche Courant als bron, dacht ik zo het terrein uit te kunnen breiden naar andere kranten. Na wat zoeken kwam ik uit op het werk van van mw Bix Schipper-van Lottum, die als kleding- en kostuumhistorica de Amsterdamsche Courant heeft doorzocht op het gebied van kleding. Wat rondvragen, en zo kwam ik uit op de door haar uitgegeven boeken bij Gopher, waar ik deel I, 1672-1685 heb besteld.

Mw Schipper heeft uit de advertenties, oproepen en berichten waaruit een krant toen meestal bestond een paar leuke feiten kunnen destilleren. Probleem is dat o.a. de jaren 1672 en 1673 slechts fragmentarisch zijn bewaard (en door mij alleen te vinden in de UB van de UvA en - edit- in de KB).

Een paar hoogtepunten:

39. 6 november 1674
Tot Amsterdam, by Hendrick Corf en Paul Gijsbers, wonende op het water, in de gekroonde Hoop, zijn te bekomen 400 stuck blauwe soldatenrocken, met rode opslagen; zoo eenige Heeren Colonels, of Capiteyns deselfde noodigh hebben tot kledingh van Soldaten, zyn te bekomen ter platse als bove, en dat voor een civile prys.

80. 27 november 1677
Tot Baren, binnen de Hooge Jurisdictie van zyn Hoogheyt, in de provincie van Utrecht, is ghevonden een Barakane (dikke (geiten) wollen stof) bruyne ongevoerde ryrock, met hangende mouwen en twee gaten om de armen daer door te steecken...

85. 1684 5 oktober
Dwen 1 oktober zyn tot Amsterdam gestoolen....den dief werdt genoemd Carel Manuel, bruyn van aengezigt, zwart gekrult haeir, heeft veele vradden op zijn handen, draegt eene gesprenkelde bruyne greine rock, een licht grauwe hoedt met goudt geborduurt, is een soldaat tot Amsterdam, spreekt heel Hoog Duyts....

162. Venetië, den 25 Ianuary. De heer Hertogh van Hanover doet hier 4000 hoeden en Casacken voor zyn troupen vervaerdighen, die men hier dagelijcks verwacht..

~~

After finding the Haarlemmer Courant as a source, I started digging for other journals and newspapers. In Amsterdam, the so called Amsterdamsche Courant (Courant meaning newspaper) was published and I found teh works of Mrs Bix Schipper-van Lottum, a historian who wrote several works on cloth and clothing. She published several books using news, ads, missing person reports from the Amsterdamse Courant and I have aquired part I, of the period 1672-1685. Unfortunatly most of the years 1672-1680 is difficult to find in the archives and probably not there any more.

Some highlights from her book:

39. November 6th 1674
To Amsterdam at Hendrick Corf and Paul Gijsbers, living on the water, in the ' gekroonde Hoop', one can become 400 blue soldiers coats, with red cuffs and if Mr Colonels, or Captains have need for clothing of their soldiers, you can become them at the above place, for a civil price.

80. November 27th 1677
In Baarn, within the juridiction of his Highness, in the Province of Utrecht, a barakan (goat wool) brown coat has been found without lining, with hanging sleeves and two holes to put ones arms through.

85. 1684 5th of October

On the first of October in Amsterdam have been stolen...the thief being named Carel Manuel, with a brown face, black curled hair, with many warts on his hands, wears a 'spotted' brown grey coat, a light grey hat with golden lining..being a soldier of Amsterdam..speaking very high-german.

162. 1686, February 9th

Venice, the 25th of January. His Lordship, the duke of Hannover, who has ordered 4000 (!) hats and cassocks for his tropps, is expected any day now to arrive.

Oude Hollandse Waterlinie ~ Old Holland Water Defense Line







Nederland is een relatief vol land. Vol met mensen en vol met huizen. Dat biedt voor bepaalde sectoren wel voordelen, zoals de folder-sector. Ondanks internet en e-mail krijg ik samen met de krant, minimaal twee keer per week reclamefolders en buurtkranten in de brievenbus, die ik - ik geef het toe - met veel plezier lees.

Folders en boekjes krijg je ook in musea en midden in het overvolle Holland en naast het overvolle Utrecht ligt het Groene Hart. Boven de omslag van twee boekjes uitgegeven door Stichting het Groene Hart over de Waterlinie, beter gezegd: de Oude Hollandse Waterlinie, met fraaie foto's en fiets- en wandeltochten.

Op de inhoud is overigens niets aan te merken: de boekjes zijn goed gedocumenteerd, geven een goede algemene indruk maar dekken niet helemaal de lading omdat er ook aandacht wordt geschonken aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie die tot aan de meidagen van 1940 werd gebruikt.

Hier te bestellen.

~~

Two booklets on the Dutch Water Defense line, better said: the Old Holland Water Defense Line (yes, there's a New Holland etc one as well!), by foundation 'Het Groene Hart', - the green hart that stands for the relative open space in the provinces of Holland and Utrecht. The booklets contain general history, walking and travel tips and deal with water defense up to the 1940's.

zaterdag 19 december 2009

Munsterse troepen ~ Munster Order of Battle



Dan Schorr wees mij op het volgende artikel en de heer Voss was zo vriendelijk dit op te vragen en in elektronische vorm naar mij toe te sturen. Het is van Hans-Joachim Bär en Georg Tessin. “Beiträge zur Formationsgeschichte des Münsterischen Militärs“. Westfälische Forschungen. 32. Band, 1982. pg 83-111.



4. Die münsterische Rüstung 1672/73
Bereits 1667 sollte Münster auf Grund eines Geheimvertrages mit Frankreich zu St. Germain vom 4. Mai
seine Truppen für den Kriegsfall wieder verstärken.3 5 Der Bischof verpflichtete sich gegen Subsidienzahlung,
im Frieden 2500 Fußknechte und 400 Reiter, im Kriege 4000 Fußknechte und 1700 Reiter zu unterhalten.
Am 10. April 1668 erhielt der Oberst Dietrich Hermann v. Nagel ein Werbepatent. Das damals von ihm
aufgestellte Reiterregiment Nagel (19) blieb bis zum Ende des Fürstbistums Münster bestehen.
Im Januar 1671 beabsichtigte Münster dann gegen Braunschweig-Lüneburg 6 lothringische Reiterregimenter,
darunter die Regimenter Graf August v. d. Lippe, Oberst Wulffen unter Oberstleutnant Mellinger
und Vaudemont, zusammen mit neu aufzustellenden münsterischen unter Generalwachtmeister Nagel, Propst,
Bartels und Kapitän v. Velen im Streit um Corvey einzusetzen. Es kam jedoch nicht dazu. Probst hatte
zugesagt, sein Regiment in wenigen Tagen aufzustellen, hatte also vermutlich Reiter in Wartegeld genommen.
3 0 Verspohl S. 124f.
3 1 G. B. Depping, Geschichte des Krieges der Münsterer und Cölner im Bündnisse mit Frankreich gegen Holland in den
Jahren 1672, 1673 und 1674. Münster 1840. S. 23.
3 2 Kohl S. 240ff.
3 3 Reichsarchiv Brüssel, Deutsches Sekretariat nr 727.
3 4 StA Münster, Fürstbistum Münster Landesarchiv Militaria nr 1827 a.
3 5 Kohl S. 255f, S. 256 Anm. 74.

Der am 3. April 1672 zu Coesfeld geschlossene Vertrag mit Frankreich sah die Aufstellung von 6000
Infanteristen und 2600 Reitern, 400 Dragonern und Artillerie vor.3 6 Im selben J a h r verpflichtete sich Münster, zu einem Bundesheer der engeren rheinischen Verbündeten mit 4000 Fußknechten und 1800 Reitern das größte Kontingent zu stellen.3 7 Die Rüstung Fürstbischof Christoph Bernhards für den zweiten Krieg gegen die Niederlande ist schwerlich genau zu ermitteln. Insgesamt sollen im April 1672 42000 Mann zu Fuß und 17 000 Reiter unter münsterischen Fahnen gestanden haben, was jedoch unwahrscheinlich ist.38 Alpen3 9 führt die meisten Obersten,Oberstleutnants und Oberstwachtmeister auf, die in der fraglichen Zeit im münsterischen Heer gedient: haben.
Aus seinen unsicheren Angaben stellte der Fourier Ferdinand Fahle vom Regiment Stael 1782 eine Ordre de
Bataille mit 17 Regimentern, 9 Schwadronen Reitern und 2 Dragonerregimentern auf.
1672 werden unter dem Befehlshaber Generalleutnant Charles de Siffredy de Mornas genannt:
Das Leibregiment zu Pferd unter Oberstleutnant v. Schade,
Regimenter:
Generalwachtmeister v. Nagel (19), Oberstwachtmeister Bönninghausen, 6 Kompanien, im Mai ins Feld
gerückt, Einsatz vor Deventer (und Groningen), im Dezember in Warendorf und Hede.
Oberst Hautin (20), 6 Kompanien, im Juni vor Deventer (und Groningen) mit 2 Kompanien, im Dezember
mit 6 Kompanien nach Dülmen.
Oberst Courcelles (21), 6? Kompanien 515 Mann, im Juni im Felde, im Herbst in Telgte, möglicherweise
kurkölnisches Regiment.
Oberst Westernhagen (22), 6 Kompanien nur 260 Mann, im Juni im Felde, bereits 7. November in
Meppen reduziert, noch 42 Offiziere und 94 Mann; Leibkompanie, Kompanien des Oberstleutnants, des
Oberstwachtmeisters, der Rittmeister Westernhagen, Schneller und Lohse.
Graf zu Reuß (23),4 0 8 Kompanien 405 Mann, im Juni im Felde, im Dezember in Zwolle und Hasselt;
Kompanien des Obersten, des Oberstwachtmeisters v. Feilitzsch, der Rittmeister Graf Reuß, Minckwitz,
Diemar, Rambstorf, Ritter, Birkholz.
Meinerzhagen (24), 8 Kompanien wohl aus Freikompanien gebildet, im Juni im Felde, im August im Stift
Münster, dann nach Lingen, im Dezember in Meppen, Vechta und Haselünne; Leibkompanie und Kompanien
des Oberstleutnants Horstmann, des Oberstwachtmeisters Römer, der Rittmeister Monnich, Plettenberg,
Meyer, Wittkamp, Schade.
Rheingraf (25), 4 Kompanien, errichtet mit Kapitulation vom l. Februar zu 4 Kompanien mit j e 55
gemeinen Reitern (220 Köpfe), im Dezember nach Telgte.
Massenbach (26), 4- Kompanien im Felde, im Juni vor Deventer, später vor Groningen.
Macdonneil (27), 4 Kompanien, im August im Stift Münster als Schwadron mit 265 Mann, dann nach
Lingen, im Dezember in der Grafschaft Bentheim; Kompanie des Oberstleutnants, der Rittmeister Bylandt,
Mans und Bassem.
Graf zu Bentheim (28), 3 Kompanien, im Mai im Felde, kaum 30 Mann, im Juni bei Deventer, später bei
Groningen, im Dezember in der Grafschaft Bentheim.
Post (29), 3 Kompanien, im Juni vor Deventer (und Groningen), im Dezember mit 4 Kompanien bei
Deventer; Kompanie des Oberstleutnants, des Oberstwachtmeisters Schade und des Rittmeisters Lohaus.
Westerholt (30), 3 Kompanien, im Mai zur Armee, im Juni bei Deventer (und Groningen), im Herbst
Einsatz gegen Brandenburg.
Probst (31), 3 Kompanien, bereits 1671 bei Corvey(?), im Dezember in Telgte.
Eskadronen:
Lennardt (32), 2 Kompanien, im Juni vor Deventer, später bei Groningen, im Winter in Nordhorn.
La Roche (33), 2 Kompanien, im Juni vor Deventer, später bei Groningen.
Regiment Caldenbach (34), ? Kompanien, im Juni vor Deventer, sonst nicht bestätigt.
Regiment Wolfframsdorff (35), ? Kompanien, stets in Verbindung mit dem Dragonerregiment.
Dragonerregiment Wolfframsdorff (36), ? Kompanien, im April Durchmarscherlaubnis durch Hannover,
im J u n i bei der Armee mit 200 Mann, 16. Dezember von der Ems an die Lippe verlegt.
Dragonereskadron Ubach (37), 2 Kompanien, im April bei Cornelimünster geworben.
36 Ebd. S. 354.
3 7 Ebd. S. 283.
3 8 Kohl S. 357, StA Münster, Fürstbisttum Münster Landesarchiv Militaria nr 2019.
3 9 Alpen 2 S. 257f., Depping S. 50.
4 0 Historisches Staatsarchiv Greiz, Hausarchive Obergreiz und Untergreiz nr 552, nr 556, Berthold Schmidt, Graf Heinrich
VI. Reuß ä. L. Der Held von Zenta. Greiz 1897.

Dazu kam eine Anzahl von Freikompanien, Schwenke, Gosäus, Schiffart, Nutzhorn, Neumann, Buch¬
mann, Ketteler, Hesse, Medem, Johann v. Soest, das Bataillon Paderborn unter Oberstleutnant R. H. v. Plettenberg
u. a.41
Im April 1672 sollte Kapitän Dietrich v. Galen in Mecklenburg 300 Retter werben. Ob sie zusammenkamen,
ist ungewiß.4 2
Die Aufstellung ergibt, wenn die Regimenter Caldenbach, Wolfframsdorff und Wolfframsdorff-Dragoner
zu je 4 Kompanien gerechnet werden, 94 Kompanien. Der Sollstand war aber erheblich geringer als 1665. So
ergibt die Kapitulation für das Regiment Rheingraf für die Kompanie nur 55 gemeine Reiter, mit Primaplana
höchstens 80 Pferde oder 65 Köpfe. Das entspricht auch der einzigen vorhandenen Musterliste des Regiments
Graf zu Reuß, bei dem nur die Leibkompanie 82 Köpfe, die sieben anderen zwischen 23 und 62 Köpfe zählten.
4 3 92 Kompanien zu 65 Köpfen ergeben für die Reiterei eine Sollstärke von 6130 Mann, eine Zahl die bei
weitem nicht erreicht wurde.
Nach den Angaben Alpens 4 4 und jener erwähnten Ordre de Bataille kommt man bei der Infanterie auf 27
Regimenter und 40 Eskadronen bzw. Halbregimenter. Bei 8 Kompanien je Regiment zu 112 Mann hätte die
Stärke demnach über 42000 Mann betragen. Eine Liste aus dem Jahre 1672 gibt dagegen die münsterische
Infanterie mit nur 4500 und 2000 insgesamt also 6500 Mann an.
Im einzelnen werden folgende Regimenter genannt:
Krohne (73), 12? Kompanien, 1672 900 Mann im Felde, 57 Mann in Münster, Kommandeur war im
August 1672 gestorben.
Generalwachtmeister Grandvillers (95), 12 Kompanien in 2 Bataillonen, bereits 1670 in Vechta, 1673 in
Hasselt, im November 9 Kompanien in Hasselt, 3 in Swartesluisen.
Oberst Wedel (96), 12? Kompanien, 1672 mit 900 Mann im Felde, 1673 aus Rheine im Feld bei Grambergen
und Zwolle, im Herbst mit 1000 Mann in Rheine.
Oberst Mias (97), 12? Kompanien, 1672 mit 800 Mann im Felde, im Herbst in Groenlo und Bredevoort.
Oberst Burggraf (98), 12? Kompanien in 2 Bataillonen, 1672 im Felde, im Herbst in die Zitadelle Coesfeld
verlegt.
Rheingraf (99), ? Kompanien. Der Rheingraf sollte nach der Kapitulation vom 1. Februar 2 Regimenter
zu je 16 Kompanien zu j e 75 Köpfen, einschließlich Primaplana also 2400 Mann aufstellen. Im Sommer 1672
wird ein Bestand von 700 und 200 Mann gemeldet. Im August standen beide Regimenter in Münster. Nach
der Flucht des Rheingrafen erklärten am 27. Februar 1673 die Leibkompanie und die Kompanien des Oberstleutnants
Lindow sowie der Hauptleute Elss, Baumhoff und Engelbrunn in Coesfeld dem Bischof von Münster
ihre Treue.
Generalwachtmeister Saint Paul (100), 6? Kompanien, Saint Paul war bereits 1671 beim Ausbau der
Festung Dorsten tätig. 1672 stand das Regiment mit 300 Mann im Felde, im Winter in Meppen, am 24. August
in der Grafschaft Bentheim, im Regiment ein Hauptmann Bruegel.
Berlepsch (101), unter Hutten, 1672 mit 300 Mann im Felde. Kommandeur im Dezember 1672 gestorben,
die Hauptleute schuldeten seiner Witwe noch Werbegelder. 1673 stand das Regiment in der Grafschaft Bentheim,
im Herbst mit 1200 Mann nach Neuenhaus und Ootmarsum beordert, im Regiment ein Hauptmann
Schomberg.
Graf zu Reuß (102), 6 Kompanien, 1672 mit 300 Mann im Felde. Am 1. April 1673 sollten die „übrigen
reußischen Völker" dem Regiment Eenschaet eingegliedert werden. Der Oberstwachtmeister Neuwerth von
diesem Regiment sollte eine Kompanie erhalten. Die Eingliederung war am 26. J u l i noch nicht durchgeführt.
Sehlinger (103), 6 Kompanien. Nach der Kapitulation vom 2. März 1672 sollte Sehliger eine Eskadron
von 6 Kompanien mit 800 Mann werden. Geworben wurde in Frankfurt. 1672 stand das Regiment mit 200
Mann im Felde, im August mit 300 Mann in der Zitadelle Münster. Im Juni 1673 sollte Sehlinger mit seiner
„gehabten Eskadron" zu Oberstleutnant Ottons stoßen.
Rovelli (104), 6? Kompanien, im Juni 1672 mit 250 Mann im Felde. Pilack (105), 6 Kompanien, 1672 im
Felde, 1673 mit 500 Mann in Warendorf.
Toller (106), 6 Kompanien, 1672 im Felde, im September nach Münster verlegt und mit 338 Mann in den
6 Kompanien Leibkompanie, Oberstleutnant Grüter, Oberstwachtmeister Lohe, Hauptleute Gäder, Grüter
und Saur gemustert, 1673 mit 600 Mann unter Nagel bei Zwolle, sonst Besatzung in Münster mit 6 Kompa¬
4 1 Bönninghausen S. 36.
4 2 Kohl S. 357, StA Münster, Fürstbistum Münster Landesarchiv Militaria nr 2019 nicht erhalten.
43 Historisches Staatsarchiv Greit, Hausarchive Obergreiz und Untergreiz nr 556.
4 4 Alpen 2 S. 257f., Depping S. 50.
45 Alpen 2 S. 258.

nien Oberstwachtmeister Elss, Hauptleute Sehden, Snieder, Toller, Borke. Im November 1000 Mann in
Münster.
Twickel (107), 6? Kompanien, 1672 im Felde, 19 Mann in Münster.
Daurer (108), 6 Kompanien, im November 1672 in Vechta mit 485 Mann der Leibkompanie und der
Kompanien Oberstleutnant Fischer, Hauptleute Vreden, Ledebur, Lohaus und Noewe, 1673 in Vechta mit
459 Mann. Sollstand im Herbst 800 Mann.
Nitzow (109), 12 Kompanien; Leibkompanie, Kompanien Oberstleutnant Bili, Oberstwachtmeister Boy,
Hauptleute Hölting, Reinhart, Schlüter, Grüter, Jungkraft, Hansen, Fleischbein, Jormann, Kremp und Stufler.
Im August erst die Häfte des Regiments geworben, 388 neugeworben in Münster, teilweise Werbung in Frankfurt,
1673 im Gefecht bei Langackerschantz.
Nymphius (110), 6 Kompanien, im August neugeworben in Münster als Eskadron mit 226 Mann, die sich
langsam weiter verstärkt, im Dezember bei Hede, im Juni 1673 in Meppen.
Herzog von Croy ( I I I ) , 6? Kompanien, im August in Münster neugeworben mit 230 Mann. Am 21. August
1672 unter Kavalleriekonvoi nach Lingen verlegt. Wohl identisch mit Moyen in der Liste von Alpen.
Grubbe (112), ? Kompanien, 1672 Grubbe als Kommandant in Groenlo, 1673 Regiment in Ommerschans,
im November mit 1500 Mann in Coesfeld.
Mernich (113), 4? Kompanien, 1672 in Rheine, im August in Coesfeld; Leibkompanie und Kompanien
der Hauptleute Nesselrode, Stael und Horst.
Hautmarez (114), 6? Kompanien, im August 1672 mit 300 Mann nach Münster, geworben in Lüttich.
Tilmann (115), ? Kompanien, im August 1672 mit 300 Mann zur Zitadelle Vechta bestimmt.
Schneider (116), ? Kompanien, im August 1672 mit 300 Mann als Besatzung für Warendorf bestimmt.
Eine Abrechnung über Vergütung für die in den Approchen oder Annäherungsgräben vor Groningen
arbeitenden Mannschaften vom August 167 2 4 6 nennt 200 Schanzgräber von des „seligen" Krohne Infanterieregiment
(73), 420 Mann vom Regiment Wedel (96), 400 vom Regiment Mias (97), 204 vom Regiment Burggraf
(98), 545 Mann von den beiden „Rheingräfischen" Regimentern (99), 247 Mann vom Regiment Berlepsch
(101), 294 vom Regiment Graf Reuß d. Ä. und 156 vom Regiment Graf Reuß d. J . (102), 270 vom Regiment
Sehlinger (103), 402 vom Regiment Rovelli (104), 407 vom Regiment Pilack (105), 477 vom Regiment Toller
(106) und 88 Mann vom Regiment Nitzau (109). Von den Regimentern unter Nr. 95, 100, 107, 108 und
110-116 werden in den Approchen vor Groningen keine Leute genannt, dagegen aber von folgenden Truppenteilen:
130 Mann unter Oberstleutnant Heinrich v. Plettenberg, 122 unter Oberstleutnant Koslianus v. Leem¬
putt, 106 unter Oberstleutnant Johann Martin Hartig, 65 Mann unter Oberstwachtmeister Wilhelm Heinrich
Heusch und 54 Mann von der Einheit des Oberstleutnants Oger de Puling (116a-e). Bei der Bewertung dieser
Angaben ist jedoch zu berücksichtigen, daß die Primaplana einer Kompanie sicher nicht mitgearbeitet und
keine Vergütung erhalten hat. Vielleicht blieb auch jeweils ein Teil des Regiments unter Waffen, um Ausfälle
der Belagerten abzuschlagen, oder wurden gar nicht alle Regimenter zu den Schanzarbeiten herangezogen.
Für das folgende Jahr hat sich eine vollständige und genaue Liste sämtlicher vorhandenen münsterischen
Truppen in einem Privatarchiv erhalten. Nach diesem „Status Summarius" vom August 1673 im Gräflich
Galenschen Archiv zu Assen4 7 bestand die Reiterei aus
67 Kompanien Reiter mit 4819 Mann
13 Kompanien Dragoner mit 910 Mann,
die Infanterie aus
155 Kompanien mit 10467 Mann.
Hierbei sind nicht mitgezählt Stab, Artillerie, Nebenbedienstete wie Heiducken und Trabanten sowie die
kleineren Verbände, die in den Ämtern und festen Häusern standen. Rechnet man dazu noch 50 Kompanien
Landesausschuß mit 4000 Mann, so kommt man auf eine Gesamtstärke von 285 Kompanien mit 20 196 Mann
Kavallerie und Infanterie, eine Zahl, die zwar nicht den älteren Schätzwerten entspricht, die aber doch eine
für die damalige Zeit sehr ansehnliche Streitmacht ergibt.
Im einzelnen nennt die Liste folgende Kavallerieformationen:
Generalwachtmeister v. Nagel (19), 8 Kompanien mit 649 Mann. Im März 1673 stand das Regiment mit
6 Kompanien in der Grafschaft Ravensberg, im Juli um 4 Kompanien Dragoner auf 10 Kompanien verstärkt
in der Twente, Niederlande.
Oberst Hautin (20), 7 Kompanien mit 4-57 Mann, im Mai in den Niederlanden, im November zu Tu¬
renne nach Rheinberg.
Oberst Graf Reuß (23), 3 Kompanien mit 280 Mann, in Zwolle gemeinsame Brigade mit Lennardts
Regiment.
4 6 Gräflich von Galensches Archiv zu Assen, Landessachen II nr 557, freundliche Mitteilung von Herrn Gerd Dethlefs,
Münster.
47 Ebd. nr 539.

Oberst Massenbach (26), 8 Kompanien mit 553 Mann, vorher 4 Kompanien in Burgsteinfurt, im Mai zur
Armee, im September in einer Brigade mit Macdonnell zur französischen Armee am Waal, im November zu
Turenne.
Oberst Macdonnell (27), 6 Kompanien mit 398 Mann, im März 4 Kompanien, im Mai aus Neuenhaus
zur Armee, im September mit Regiment Massenbach in einer Brigade zur französischen Armee am Waal, im
Oktober aus der Twente nach Burgsteinfurt.
Oberst Post (29), 7 Kompanien mit 572 Mann, im März 3 Kompanien, im Mai offenbar durch die Freikompanien
Schwenke, Buchmann und Lohaus auf 6 Kompanien verstärkt zur Armee, im Oktober bei Zwolle.
Oberst Westerholt (30) mit Hesse, 7 Kompanien mit 515 Mann, vorher 3 Kompanien in Burgsteinfurt, im
Mai zur Armee. Die Leibkompanie und die Kompanien der Rittmeister Reuspe und Schwasler meuterten vor
dem Ausmarsch. Im September in der Brigade Massenbach zur französischen Armee am Waal, im Oktober in
der Twente. Das Regiment sollte damals nach Rheine, Ibbenbüren und Lingen verlegt werden,
Oberst Offen (31), 8 Kompanien mit 604 Mann, im März als Eskadron Probst mit 3 Kompanien, dann
nicht mehr genannt, im Mai als Regiment Offens zur Armee, Kommandeur bat im Juni um Verstärkung
seiner Eskadron auf ein Regiment, im Oktober bei Zwolle.
Oberst Lennardt (32), 2 Kompanien mit 143 Mann, im März 2 Kompanien, im Mai mit 3 Kompanien
zur Armee, im September in der Brigade Reuß bei der französischen Armee. Im Oktober sollte das Regiment
mit 2 Kompanien in der Twente bleiben.
Oberst Wolfframsdorff (35), 5 Kompanien mit 271 Mann, im Mai zur Armee, im Juli Gefecht mit dem
Kurländischen Regiment der Generalstaaten bei Staphorst, stets in Verbindung mit dem Dragonerregiment
Wolfframsdorff.
Oberst Wolfframsdorff-Dragoner (36), 6 Kompanien mit 385 Mann, zuletzt genannt mit dem Reiterregiment
(35) anläßlich des Gefechts bei Staphorst, wohl zum Regiment Nagel gezogen, im Oktober in der
Twente.
Oberst Ubach-Dragoner (37), 2 Kompanien mit 150 Mann, im März 3 Kompanien, im Mai zur Armee,
im Dezember mit 2 Kompanien nach Hasselt.
Leib-Regiment (38), 6 Kompanien mit 437 Mann, aus der Leibgarde neugebildet, Kompanien Schade,
Bentekoski, Callenberg, Meyer u. a., dazu Leibgarde-Dragoner, 2 Kompanien mit 208 Mann.
Ferner nennt die Liste Oberst Moen mit 60 Mann, eine Vechtische Amtskompanie mit 50 Mann und eine
Cloppenburgische Amtskompanie mit 65 Mann.
Gegenüber dem Vorjahr fehlen 1673 die Regimenter Courcelles (21), Westernhagen (22), Meinerzhagen
(24), Rheingraf (25), Bentheim (28), Probst (31), Caldenbach (34) und die Eskadron La Roche (33). Das
Regiment Courcelles war tatsächlich ein kurkölnisches Regiment und marschierte mit der kurkölnischen
Kavallerie unter Turenne gegen die Kaiserlichen. Die übrigen Verbände sind vermutlich in anderen Regimentern
aufgegangen. Das Regiment Rheingraf wird zuletzt im März mit 4 Kompanien in Meschede genannt. Die
3 Kompanien des im Mai aufgelösten Regiments Bentheim wurden vermutlich zum Regiment Massenbach
gelegt. Die Eskadron La Roche wird mit 2 Kompanien noch im Juni bei Vechta erwähnt. Sie erscheint wieder
im November 1673 mit 90 Berittenen. Graf Reuß (23) verließ wie bereits früher der Rheingraf im Dezember
die Armee unter Hinterlassung seiner gesamten Bagage, als der Kaiser auf Seiten der Niederlande in den
Krieg eingriff und er als Reichsfürst den Verlust seiner Länder befürchten mußte.
An Infanterie nennt der „Summarische Status":
Oberst Grandvillers (95), 13 Kompanien mit 1122 Mann in Hasselt,
Oberst Wedel (96), 15 Kompanien mit 925 Mann in Grambergen,
Oberst Mias (97), 10 Kompanien mit 534 Mann in Groenlo,
Generalwachtmeister Saint Paul (100), 7 Kompanien mit 356 Mann in Rheine,
Oberst Berlepsch (101), 4 Kompanien mit 363 Mann in Rheine,
Oberst Graf zu Reuß (102), 3 Kompanien mit 280 Mann in Zwolle,
Sehlinger (103), 3 Kompanien mit 86 Mann in Emlenkamp,
Oberst Toller (106), 6 Kompanien mit 477 Mann in Emlenkamp,
Oberst Twickel (107), 1 Kompanie mit 72 Mann in Rheine,
Oberst Dauer (108), 5 Kompanien mit 296 Mann in Vechta,
Oberst Nymphius mit Ledebur (110), 5 Kompanien mit 178 Mann in Emlenkamp,
Oberst Herzog v. Croy ( I I I ) , 2 Kompanien mit 108 Mann in Coesfeld,
Oberst Grubbe (112), 4 Kompanien mit 293 Mann in Grambergen,
Oberstleutnant Leemputt (116b), 2 Kompanien mit 135 Mann in Coesfeld,
Oberstleutnant Puling (116e), 3 Kompanien mit 103 Mann in Coesfeld,
Garderegiment oder Leibregiment (117), 7 Kompanien mit 600 Mann in Emlenkamp, aus der bereits
1672 mit 213 Mann in Coesfeld genannten Leibgarde unter dem Malteserritter Oberstleutnant Schilder,
weitere Offiziere Oberstleutnant Schwartz, Hauptleute Syburg und Oer, im Felde bei Zwolle mit 400 Mann.
7 Westf. Forschungen, Bd. 32/1982
98 G. Tessin: Beiträge zur Formationsgeschichte des Münsterischen Militärs
Graf zu Bentheim (118), 7 Kompanien mit 397 Mann in Emlenkamp, im Juni 1673 mit 300 Mann unter
Oberstleutnant Kitzlitz und Oberstwachtmeister Walrave zur Armee.
Artillerie-Regiment (Braun), 6 Kompanien mit 594 Mann in allen „Festungen" des Stifts Münster, im
Mai 1673 250 Mann geworben, das Regiment Lennardt übernommen, Werbung von 3 weiteren Kompanien
beabsichtigt.
Oberst Eenschaet (120), 2 Kompanien mit 192 Mann im Juli 1673 in Zwolle. Dem Regiment sollen die
„übrigen reußischen Völker" eingegliedert werden, Oberstwachtmeister Neuwerth soll davon eine Kompanie
erhalten.
Oberst Kalckum (122), 7 Kompanien mit 479 Mann in Meppen, im Februar 1673 in Beckum, im April
bei Zwolle, Kommandeur hat 53 Mann seiner bisherigen Kreiskompanie aus Köln an sich gezogen, im November
mit 1000 Mann in Meppen.
Oberstleutnant Massignee (126), 4 Kompanien mit 280 Mann in Grambergen. Massignee sollte am
2. Juni mit seinem „gehabten" Bataillon nach Coesfeld marschieren. Im Juli wurde er bei Nagel erwartet,
dann nach Grambergen.
Vitri (126a), 5 Kompanien mit 325 Mann in Meppen,
Corberin (126b), 4 Kompanien mit 232 Mann in Meppen,
Rhemen (126c), 4- Kompanien mit 256 -Mann in Groenlo,
Mosellage (126d), 4 Kompanien mit 137 Mann in Grambergen.
Mit je 2 Kompanien werden außerdem genannt die Offiziere Konningam mit 188 Köpfen in Hasselt,
Hovel mit 99 Köpfen in Emlenkamp, Torck mit 120 Köpfen in Münster, mit nur einer Kompanie Oberst
Meinerzhagen mit 76 Köpfen in Meppen, Oberst Pilack mit 103 Köpfen in Warendorf, Oberstleutnant Fischer
mit 138 Köpfen in Vechta, Oberstleutnant Grüter mit 79 Köpfen in Grambergen, Oberstleutnant Amsterat
mit 60 Köpfen in Bentheim, Oberstleutnant Schelver mit 97 Köpfen in Münster, Oberstleutnant Brackel mit
86 Köpfen in Coesfeld, Merll mit 40 Köpfen in Warendorf, Oberstwachtmeister Bodelschwingh mit 55 Köpfen
in Rheine, Drütten mit 76 Köpfen in Grambergen, Kessel mit 88 Köpfen in Neuenhaus, Hauptmann Knobel
mit 65 Köpfen in Rheine, Hauptmann Smitz mit 58 Köpfen in Rheda, Niemann mit 55 Köpfen in Grambergen,
Bühren mit 65 Köpfen in Werth und ein Feldwebel mit 30 Mann in Coesfeld.
Auffallend an dieser Aufstellung ist die starke Reduzierung der Kompaniezahlen bei den einzelnen Regimentern seit 1672 und die im Verhältnis zu anderen Heeren der Zeit außerordentlich hohe Anzahl von Freikompanien.
In anderen Quellen werden noch genannt:
Ottons (121), im Mai 1673 mit 200 Mann zur Armee. Im Juni soll die ehemalige Eskadron des Oberstleutnants
Sehlinger (103) zum Regiment stoßen.
Keyl (123), im November 1673 in Ahaus mit den Hauptleuten Schiebel und Rach.
Klepping (124), im Juni 1673 bei Grambergen, im Juli bei Zwolle, im Dezember mit Hauptmann Vehling
in der Ommerschans.
Reinhartz (125), im Dezember 1673 mit Hauptmann Plettenberg in der Ommerschans.
Eine ganze Anzahl von Einheiten erscheint 1673 neu. Nicht mehr genannt werden dagegen die Infanterieregimenter
Burggraf (98), Rovelli (104), Twickel (107), Herzog von Croy (111), Mernich (113), Hautmarez
(114), Tilmann (115) und Schneider (116).
Von den nachgewiesenen Einheiten mögen besonders einige der 1673 neuerrichteten nur aus Kommandierten
in den Festungen bestanden haben, andere auch wohl aus Landvolk. Einige der 47 bei Alpen4 8 angegebenen
Offiziere kommen nur als Hauptleute und Kompanieführer, andere gar nicht in den erhaltenen Akten vor.


Hieruit leidde Dan de volgende troepen bij het beleg af:

Infantry

Regiment Krohne

Regiment Wedel

Regiment Mias

Regiment Burggraf

Regiment Rheingraf

Regiment Berlepsch

Regiment Alt-Graf Reuss

Regiment Jung-Graf Reuss

Regiment Schlinger

Regiment Rovelli

Regiment Pilack

Regiment Toller

Regiment Nitzau

Battalion Plettenburg

Battalion Leemputt

Battalion Hartig

Battalion Heusch

Battalion Puling

Cavalry

Leibregiment zu Pferd (?)

Regiment Nagel

Regiment Hautin

Regiment Courcelles (?)

Regiment Massenbach

Regiment Graf Bentheim

Regiment Post

Regiment Westerholt

Squadron Lennart

Squadron La Roche


En dit is dan mijn lijstje:


Regiment Graf zu Bentheim 3 co (*)
Regiment Krohne
Regiment Wedel
Regiment Mias
Regiment Burggraf
Regiment Rheingraf I (**)
Regiment Rheingraf II (***)

(de gravers)
Regiment Berlepsch
Regiment Graf Reuss d.A.
Regiment Graf Reuss d.J.
Regiment Schlinger
Regiment Rovelli
Regiment Pilack
Regiment Toller
Regiment Nitzau

Compagnie van:
Plettenberg
Leemputt
Hartig
Heusch
de Puling (inf)

Cav
Lennardt, 2 vaandels
La Roche, 2 vaandels

Leibregiment Von Schade (varierend 6 co a 500 Man in 1674)
Regiment Nagel 6 co onder Oberstwachtsmeister Bönninghausen
Regiment Post, 3 co
Regiment Hautin 20 co
Regiment Massenbach 4 co
Regiment Westerholt 3 co

Regiment Courcelles = Keulen


Of nu Graf Bentheim cavalerie of infanterie was, is niet helemaal duidelijk uit de tekst af te leiden, zeer waarschijnlijk wel, en dat geldt ook voor de beide Rheingraf regimenten: er waren twee Rheingrafen en de opdracht aan de ene was om zowel cavalerie als infanterie te gaan werven.

Detailkwestie natuurlijk, maar nu wordt wel duidelijk wat er zo allemaal rond augustus 1672 beneden de muren lag. Ressin geeft nog wel aan dat er waarschijnlijk meer troepen bij het beleg aanwezig waren maar hard bewijs is er nog niet. Onder het kopje gravers is namelijk de betaling aan de gravers van de loopgraven vermeld en het kan zijn dat andere regimenten hieraan niet hebben meegedaan. Bär en Tessin geven later in de tekst aan dat Courcelles een Keurkeulens regiment was.

~~

The above article was pointed to me by Dan Schorr, and mr Voss was kind enough to get a copy and send it in electronic form to me. It delas with the Munster OOB in the years 1672 and 1673 and mr Schorr already distilled a list of troops before the gates of Groningen. I have checked the text and I agree with his conclusions, thpough it is not quite 100% clear if reg. Bentheim was infantry and more problematic are the both Rheingraf Regiments, as there were two Rheingräfe, and one of them had to set up both infantry and cavalry.

Bär and Tessin state that from later sources Reg Courcelles turned out to be a Cologne Regfiment.